De juiste diagnose van blaasproblemen bij de kat: bij de dierenarts
Blaasproblemen komen veel voor bij katten. Het moeilijk kunnen plassen, steeds naar de kattenbak lopen en kleine plasjes zijn hier symptomen van. In sommige gevallen zorgt struviet of andere kristallen zelfs voor een blokkade van de plasbuis of komt er bloed mee met de urine.
In deze gevallen is het belangrijk dit te laten controleren door je dierenarts. De diagnose is heel belangrijk voor de behandeling en daarom is het belangrijk dat je weet wat er nodig is als je bij je dierenarts bent voor blaasproblemen.
Is het daadwerkelijk een blaasprobleem?
Als je symptomen van blaasproblemen ziet, ga dan zo snel mogelijk naar de dierenarts. Dit is helemaal van belang als je bloed in de urine ziet of als je kat helemaal niet meer kan plassen (dan telt ieder uur!).
De dierenarts zal je vragen stellen over verschillende zaken om vast te stellen of een blaasprobleem werkelijk het probleem is. Omdat meer plassen past bij meerdere ziektebeelden is dit zeer belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan diabetes, nierfalen en schildklierafwijkingen.
Ook zal hij voorzichtig voelen aan de blaas (palperen) om te kijken naar de pijnreactie van de kat en de grote van de blaas in te schatten. Let op: Doe dit niet zelf thuis, het verkeerd toepassen kan leiden tot het scheuren van de blaas!
Stenen zijn vaak niet voelbaar. Echografie (geluidsgolven) wordt hiervoor vaak gebruikt, maar hierbij worden stenen vaak gemist. Een röntgenfoto is een betere methode hiervoor (meer over echografie en radiografie vind je hier).
Een bloedonderzoek kan ook meer duidelijkheid bieden. Dit kan meer duidelijkheid bieden over nierfalen (verhoogde creatinine en ureum) en of er ziekten aanwezig zijn die blaasproblemen veroorzaken.
Belangrijk Bij een jaarlijkse gezondheidscheck wordt lang niet altijd duidelijk dat er blaasproblemen zijn, onder andere omdat er vaak geen urineonderzoek wordt gedaan. Als je kat dus onlangs ‘gezond’ verklaard is, wil dat niet zeggen dat er nu geen sprake van een blaasprobleem is. |
Urineonderzoek
Als is vastgesteld dat het inderdaad om een blaasprobleem gaat, vindt urineonderzoek plaats. Hier zijn drie vragen heel belangrijk:
- Is er sprake van een infectie en zo ja, welke?
- Wat is de urine pH waarde?
- Zijn er kristallen en zo ja, welke?
Is er sprake van infectie?
Alhoewel slechts 2 tot 5% wordt veroorzaakt door een infectie, is het belangrijk dit uit te sluiten. Bacteriën zetten dan ureum naar ammoniak, een component van struviet, en maken de urine alkalischer. Dit kan leiden tot zowel blaasontstekingen als blaasgruis en stenen.
Een infectie is waarschijnlijker bij katten jonger dan 1 jaar en bij katten ouder dan 10 jaar. Ook katers waar een penisamputatie is uitgevoerd is hiervoor gevoeliger. Ook katheterisatie, door de urolithiases (kristallen), een anatomisch defect of neoplasie (tumor) geeft een verhoogd risico. Het is belangrijk dat je dierenarts deze achterliggende oorzaken onderzoekt.
Urinekweek om de bacterie te identificeren
De meest betrouwbare manier om een infectie te identificeren is via een urinekweek van de urine verkregen via cysocenthese. In gewone mensentaal betekent dat: urine die met een naald direct uit de blaas verkregen is onderzoeken of er een bacterie is en zo ja, welke. Dit moet direct uit de blaas gehaald worden, anders kan er namelijk verontreiniging optreden en een vals positief beeld geven.
Over het algemeen kan dit zonder verdoving. Van de prik voelt de kat ook amper iets. Het is vaker dat hij de houdgreep van de dierenarts die nodig is om hem op zijn plek te houden niet zo leuk vindt.
Soms heeft de kat geen urine in de blaas of plast zodra de dierenarts palpeert. Dan zal je kat even moet blijven, met een vochttoediening en een kooi zonder kattenbak. Vraag daarbij om het rustigste plekje. Het onderzoek kan dan vaak binnen 1 tot 3 uur alsnog uitgevoerd worden.
Wat is de urine pH?
De urine pH waarde is zeer belangrijk, maar wordt niet altijd getest en/of goed gecommuniceerd. De pH waarde is de zuurtegraad die van 0 (heel zuur) tot 14 (basisch) loopt. Bij gezonde katten heeft de urine een pH waarde van 6 tot 6,5. Boven de 7 geeft een grote kans op struviet, maar onder de 5,5 juist meer kans op calcium-oxalaat gruis.
Is er sprake van kristallen?
Daarna is het belangrijk vast te stellen of er sprake is van kristallen. Hiervoor moet de plas zo vers mogelijk zijn (minder dan 1 uur, maximaal 2 uur), want anders kan er spontane kristalvorming ontstaan. Dan krijg je dus een positief resultaat dat helemaal niet klopt. Nog beter is het als dit gedaan wordt met plas direct uit de blaas.
Met een microscopisch onderzoek kan gekeken worden naar kristalvorming. Het is normaal dat er altijd een kleine hoeveelheid kristallen te zien zijn. Struviet ziet eruit als kleurloze ‘doodkistendekselvormige’ rechthoeken. Dit geeft echter alleen een indicatie.
Voor de analyse kan het beste optische kristallografie gebruikt worden. Dan kan zowel de binnen- als buitenkant van de steen bekeken worden voor een zo’n duidelijk mogelijk beeld.
Belangrijk Dring aan op verder onderzoek als je dierenarts dit niet zelf voorstelt. Zorg dat je weet of er sprake is van stenen (radiografie), welke stenen/kristallen dit zijn (optische kalligrafie) en of er sprake is van infectie (C&S). Dit kost meer, maar geeft een beter ziektebeeld en welke behandeling de juiste/beste is, zoals 1) is er antibiotica nodig en welke soort en 2) welke soort voeding past het beste bij |
Bronnen
Mazereel (2011-2012) Mineralen ter preventie van struviet- en calciumoxalaatstenen bij de kat (PDF)
Spoor (2009-2010) Casus Feliene Idiopathische Cystitis (PDF)
Dr. Pierson: FLUTD
Osborne, C. A., Jody, P. L., Lisa, K. U., & Kathleen, A. B. (1996). Feline crystalluria: Detection and interpretation. Veterinary Clinics: Small Animal Practice, 26(2), 369-391.
Albasan, H., Lulich, J. P., Osborne, C. A., Lekcharoensuk, C., Ulrich, L. K., & Carpenter, K. A. (2003). Effects of storage time and temperature on pH, specific gravity, and crystal formation in urine samples from dogs and cats. Journal of the American Veterinary Medical Association, 222(2), 176-179.
He, C., Fan, K., Hao, Z., Tang, N., Li, G., & Wang, S. (2022). Prevalence, risk factors, pathophysiology, potential biomarkers and management of feline idiopathic cystitis: an update review. Frontiers in Veterinary Science, 9, 900847.