Zo verklein je de kans op blaasgruis

In een eerder artikel bespreek ik waarom het absoluut geen goed idee is om je gezonde kat preventief blaasgruisvoeding te geven. Maar er zijn wel andere dingen die je kunt doen om de kans op blaasgruis te verkleinen. Zeker bij katten die gevoelig zijn voor blaasproblemen (bijvoorbeeld als het in de familie zit) kan dit handig zijn.  


Tip 1: Geef minstens 90% natvoer

Katten zijn erg slechte drinkers. Dit is ook logisch. Als woestijndieren zijn ze geëvolueerd op het verkrijgen van hun vocht uit hun voeding, niet door te drinken. Ze zijn "vochtvreters" om het zo maar te zeggen.


Toch ontstaat hier vaak een paradox: Katten op brokjes staan vaak en veel bij de waterbak. Daardoor lijkt het alsof ze veel water binnen krijgen. Toch is het niet waar: alhoewel ze op brokjes 5 tot 6 keer zoveel drinken, krijgen ze op natvoer maar liefst 2x zoveel vocht binnen. En dat maakt alle verschil.


Dit extra vocht zorgt voor meer urine. Meer urine zorgt voor een betere doorspoeling van de blaas (zowel voor mineralen als voor eventuele bacteriën). Omdat de mineralen vaker worden uitgeplast is er minder tijd voor mineralen om samen te klonteren. En dat verkleint de kans op vervelende blaasaandoeningen. Dit is dus echt een reden dat katten niet zonder vochtrijke voeding kunnen.


Lastig om een goede natvoer te vinden? Met mijn voerlijst niet meer! Check hem hier.


Tip 2: Geef een dieet dat de urine pH op een natuurlijke manier ondersteunt

Een goede urine pH is van uiterst belang voor het (niet) ontstaan van blaasgruis. Zo ontstaat struviet sneller bij een pH van 7 of hoger, terwijl calcium-oxalaat eerder ontstaat bij een pH waarde onder de 5,5. Daarom is het fijn als de voeding een pH waarde van 6 tot 6,5 ondersteunt.


in brokjes zitten veelal verzurende stoffen, zoals DL-methionine. Deze zijn nodig, omdat koolhydraten zorgen voor een hogere pH waarde. Dus dit moet worden tegengegaan. Alleen dit werkt toch minder effectief dan, jawel: vlees en de eiwitten daarin.


Vlees bevat namelijk zwavelhoudende aminozuren zoals methionine en cysteïne. Deze verzuren de urine pH op precies de juiste manier. Bovendien zorgt dit ook voor andere stofjes (Tamm-Horsfall proteïne) die de samenklontering van mineralen die gruis vermindert. Win-win dus. En laten we wel wezen: een kat is ook een carnivoor, zijn systeem is ingesteld op vlees. Dus zo gek is het ook weer niet, toch?


Lees meer: De urine pH bij blaasgruis 


Tip 3: Voer kleinere porties

Hoe groter de maaltijd is van de kat, hoe groter de urine pH stijging na de maaltijd. Dit wordt “postprandial rise” genoemd. Maaltijden moeten niet groter zijn dan 50 gram  natvoer of 15 gram brokjes om de urine pH onder de 6,5 te houden. 


Daarom is het verstandig dat katten kleine maaltijden verdeelt over de dag kunnen eten. Bij sommige katten werkt het om de brokjes (of natvoer) gewoon neer te zetten, zodat ze zelf kunnen knabbelen als ze daar zin aan hebben.


Echter kan niet elke kat goed omgaan met een onbeperkt buffet. Zij overeten zich stiekem of overduidelijk. Je ziet ze over tijd aankomen (wat soms ook jaren kan duren!). Ongeveer 40% van de katten heeft hier last van. Voor hun is het dus gewoon beter zelf maaltijden te geven. Meestal voldoen 5 maaltijden per dag, maar als je er een 6de en 7de in krijgt, des te beter!


Tip 4: Zorg voor een perfecte kattenbak

Opmerkelijk genoeg is “de plas ophouden”, een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van blaasgruis. Misschien niet zo gek: hoe langer je plas ophoudt, hoe meer tijd gruis en bacteriën hebben om schade aan te richten.


Dit betekent dat er voldoende kattenbakken zijn. In de regel is dat aantal katten plus eentje extra. Zo is het onmogelijk dat één van je katten de doorgang blokkeert, waardoor de andere kat er niet bij kan.


Het betekent ook een grit die fijn is aan de pootjes. Een simpele test is om er zelf even op te gaan staan met blote voeten. Doet het zeer? Dan is het te grof en vind je kat het ook niet erg fijn. Kattenpootjes zijn erg gevoelig.


De bak moet ook groot genoeg zijn voor je kat. Zo groot, dat hij er makkelijk in kan draaien. Helaas zijn de meeste kattenbakken veel te klein. Neem daarom het liefst een XL versie. Staat ie met zijn pootjes buiten de bak terwijl hij zijn behoefte doet? Dan is ie zeker te klein!


En tot slot staat de kattenbak op een rustige plek die ook bereikbaar is. Niet weggestopt op zolder of in de bijkeuken dus, maar op logische plekken in het huis.


Heeft je kat al blaasproblemen? Dan zijn deze dingen echt geen "optie" meer, maar gewoon een dikke vette vereiste.

  

Tip 5: Bezorgd? Meet de urine pH

Als je bezorgd bent dat je kat risico loopt, dan kun je ook zelf de urine pH waarde controleren. Hiervoor zijn gewoon urine strips voor mensen geschikt. Het liefst hebben deze een meetwaarde per 0,5 pH of nog minder, zodat je redelijk goed kunt zien hoe je kat scoort.


Voorbeelden zijn

  • B.Nagel (5,6 - 8,0 met stapjes van 0,1)
  • Holisan Blemastrip (5,4 - 7,4 met stapjes van 0,4 [let op: de voorkant zegt iets anders, maar de binnenkant en beschrijving zeggen dit])
  • Bonusan (5,6 - 8,0 met stapjes van 0,3).
  • Combur heeft ook urinestrips die meerdere dingen meten (waaronder bloed), maar de pH waarde gaat met 1 pH als tussenstap, wat nog best groot is.

 

Dit geeft je een indicatie hoe je kat ervoor staat. Zeker in combinatie met plasproblemen (buiten de bak plassen, vaak naar de bak gaan, kleine plasjes) en meerdere keren achter elkaar een afwijkende waarde (lager dan 6 of hoger dan 7), kun je het beste even contact opnemen met je dierenarts om de problemen te bespreken.


Lees meer: Hoe vang je de urine op van je kat? 


Bronnen

Funaba, M., Yamate, T., Hashida, Y., Maki, K., Gotoh, K., Kaneko, M., ... & Abe, M. (2003). Effects of a high-protein diet versus dietary supplementation with ammonium chloride on struvite crystal formation in urine of clinically normal cats. American journal of veterinary research, 64(8), 1059-1064. 

Buckley, C. M., Hawthorne, A., Colyer, A., & Stevenson, A. E. (2011). Effect of dietary water intake on urinary output, specific gravity and relative supersaturation for calcium oxalate and struvite in the cat. British journal of nutrition, 106(S1), S128-S130. 

Anderson, R. S. (1982). Water balance in the dog and cat. Journal of Small Animal Practice, 23(9), 588-598. 

Lekcharoensuk, C., Osborne, C. A., Lulich, J. P., Pusoonthornthum, R., Kirk, C. A., Ulrich, L. K., ... & Swanson, L. L. (2001). Association between dietary factors and calcium oxalate and magnesium ammonium phosphate urolithiasis in cats. Journal of the American Veterinary Medical Association, 219(9), 1228-1237. 

Funaba, M., Uchiyama, A., Takahashi, K. I., Kaneko, M., Yamamoto, H., Namikawa, K., ... & Abe, M. (2004). Evaluation of effects of dietary carbohydrate on formation of struvite crystals in urine and macromineral balance in clinically normal cats. American journal of veterinary research, 65(2), 138-142.