Oorzaken van suikerziekte bij katten

Suikerziekte is een verstoring in de opname van de bloedsuiker. Daardoor wordt dit erg hoog in het bloed, maar kan de glucose (energie) moeilijk of zelfs niet in de cellen komen. Hierdoor is je kat continu hongerig. Door meer inzicht te krijgen in hoe suikerziekte ontstaat, is het ook (iets) makkelijker het te bestrijden.


Medische oorzaken

In sommige gevallen komt suikerziekte door een andere ziekte.

  • Bij auto-immuunziekten valt het lichaam de eigen cellen aan.
  • Bij acromegalie is er een groeihormoon producerende tumor die suikerziekte veroorzaakt.
  • Ook de ziekte van Cushing en een alvleesklierontsteking kunnen leiden tot suikerziekte.


Medicijnen zoals prednison en de poezenpil zorgen voor een verminderde insuline gevoeligheid en kunnen zo suikerziekte veroorzaken. Echter komen deze oorzaken maar weinig voor.


Veel vaker echter komt het door overgewicht en te weinig beweging (zowel in mensen als katten). Ook het koolhydraatrijke voer (brokjes!) zorgt voor een verhoogd risico. Dit betekent niet per se dat elke dikke, luie kat die een koolhydraatrijk dieet heeft diabetes krijgt, maar wel dat het risico groter is.


Te dikke katten

Vet werkt de werking van insuline tegen. Hoe dikker je kat wordt, hoe minder goed de cellen reageren op insuline. Dit betekent dat ze moeilijk of geen glucose kunnen opnemen.


Onderzoek toont aan dat overgewicht als één van de belangrijkste veroorzakers van diabetes.


Helaas onderschatten veel katteneigenaren het overgewicht van hun kat, waardoor makkelijk gedacht wordt dat dit niet voor hun kat geldt. Ook kan het zijn dat de diabetes kat afvalt, waardoor overgewicht plots geen probleem/symptoom meer lijkt te zijn.


Weinig beweging

Katten die weinig beweging krijgen, krijgen eerder diabetes. Beweging zorgt dat spieren gebruikt moeten worden. Voor energie halen de spieren glucose uit het bloed. Daardoor is er minder insuline nodig. Meer bewegen haalt dus de bloedsuiker omlaag en vermindert de last op de insulineaanmaak in de alvleesklier.


Koolhydraatrijk voer

In het onderzoek van Öhlund et al. (2017) werd een verband gevonden tussen diabetes en het voeren van droge brokjes bij katten op een gezond gewicht. Zij verklaarden dit als volgt:


Over het algemeen bevatten brokjes meer koolhydraten dan natvoer. Echter zijn katten niet gemaakt om koolhydraten als energiebron te gebruiken, maar proteïne. De koolhydraatrijke brokjes zorgen ervoor dat de bloedglucose snel piekt. De alvleesklier kan de aanmaak van insuline niet verhogen, waardoor deze lange tijd moet produceren. Tegelijk blijft het glucose lange tijd hoog (chronische hyperglykemie), wat een toxisch (vernietigend) effect heeft op de bètacellen die insuline aanmaken.


Hierdoor worden de bètacellen dus systematisch overbelast en vernietigt. Op lange termijn zorgt dit voor een verminderde aanmaak van insuline en daarmee suikerziekte – zeker in katten die hier een aanleg voor hebben. Voor dit idee zijn zeker aanwijzingen.


Een gretige eter / ‘de schrokker’

Het snel eten van het voer wordt geassocieerd met een verhoogde kans op diabetes. Misschien dat deze katten zich minder verzadigd voelen. In mensen is langzamer eten immers gelinkt aan minder calorische inname en een groter verzadigingsgevoel. Ik denk ook dat ‘de schrokker’ vaker hongerig lijkt en daarom iets meer voer krijgt. Dit kan een grote bijdrage leveren aan overgewicht en op die manier een factor spelen.


Een inactieve binnenkat

De gematigde en weinig actieve binnenkat heeft een grotere kans op diabetes. Bij de normaal actieve binnenkat en de buitenkat werd geen verschil gevonden. Het bleek dat inactieve couch potatoes baat hadden bij af en toe naar buiten kunnen. Mogelijk dat het vrij verkennen aan zorgt voor meer beweging en dus voor een verbeterde insuline gevoeligheid. Ook kan meer beweging zorgen voor gewichtsafname. Op deze manieren zorgt het zowel voor mentale uitdaging (minder stress) en fysieke beweging.


Oudere leeftijd

Vanaf 6 jaar neemt het risico op diabetes toe. Mogelijk komt dit omdat met de leeftijd de werking van de alvleesklier afneemt. Het zou ook kunnen omdat katten tussen 7 en 12 vaker overgewicht hebben dan katten boven de 12 jaar, die juist vaker ondergewicht hebben.


Oudere katten (vanaf bijna 11 jaar) hebben een nog groter risico, met de piek op 13 jaar. Deze piekleeftijd kan ook komen omdat men bij een oudere leeftijd kiest voor inslapen in plaats van behandeling.


Katers hebben het vaker diabetes dan poezen

Dit heeft twee redenen:

  1. De mannetjes hebben een verhoogd risico op overgewicht.
  2. Katers hebben een lagere insuline gevoeligheid dan vrouwtjes.


Overgewicht zorgt ook weer voor een verminderde insuline gevoeligheid, waardoor het bij katers dubbelop gaat.


Genetische aanleg & rassen

Net zoals bij mensen lijkt genetische aanleg ook een rol te spelen. Zo zal de ene kat insuline gevoeliger zijn dan de andere kat. Hierdoor kan het zijn dat jouw actieve buitenkat die koolhydraat arm gevoerd wordt alsnog diabetes krijgt, terwijl de dikke, inactieve kat van de buren het niet krijgt. Individuele verschillen zullen altijd blijven.


Bepaalde rassen hebben een verhoogd risico. Met name de Burmees heeft 5 keer zoveel kans op suikerziekte in vergelijking met andere raskatten. Ook de blauwe Rus, Noorse boskat, Europese korthaar en Abessijn hebben een verhoogd risico. Ook lijken niet raskatten een groter risico te lopen dan pure raskatten. Daarentegen komt onder de Bengaal, Siberische kat, Ragdoll, Birmaan, Britse korthaar, Pers en Maine Coon diabetes juist minder voor.


De invloed van castratie is twijfelachtig

Op sommige websites las ik dat castreren de kans op diabetes verhoogd. De directe link hiertussen is niet duidelijk. Het is wel zo dat gecastreerde katten een grotere kans hebben op overgewicht door een grotere eetlust en een veranderde metabolisme. Dit kan leiden tot overgewicht en daardoor de kans op suikerziekte verhogen. Echter kwam dit niet terug in de wetenschappelijke artikelen.


Bronnen

Öhlund, M., Egenvall, A., Fall, T., Hansson‐Hamlin, H., Röcklinsberg, H., & Holst, B. S. (2017). Environmental risk factors for diabetes mellitus in cats. Journal of veterinary internal medicine, 31(1), 29-35.

Öhlund, M., Fall, T., Ström Holst, B., Hansson‐Hamlin, H., Bonnett, B., & Egenvall, A. (2015). Incidence of diabetes mellitus in insured Swedish cats in relation to age, breed and sex. Journal of Veterinary Internal Medicine, 29(5), 1342-1347.