Regelmatig vaccineren en gebitsziekten verhogen de kans op nierfalen
Als de nieren falen, krijgt je kat het moeilijk. Helaas heeft meer dan 10% van de katten boven de 10 jaar hier in meer of mindere mate last van. Het liefst willen we dit natuurlijk voorkomen, zodat onze geliefde katjes langer bij ons kunnen blijven.
Helaas is er nog best wat onduidelijkheid over welke factoren bijdragen aan het ontwikkelen van nierfalen.
Een onderzoek van 2016 probeerde dit in kaart te brengen door katten te verdelen in twee groepen en probeerden links te leggen tussen de katten die wel en geen nierfalen ontwikkelden.[1]
Hoe werd het onderzoek uitgevoerd?
De onderzoekers selecteerden katten van 9 jaar en ouder die niet azotemisch waren. Dit betekent dat ze geen verhoogde stikstof houdende stoffen (bestaande uit onder andere urea en creatinine) in hun bloed hadden.
Dit werd gedaan van 2005 tot 2009, waarbij uiteindelijk 343 niet azotemische katten geselecteerd werden. Er waren 148 katten daarvan die niet terugkwamen voor de klinische onderzoeken en er vielen nog eens 39 weg vanwege de ontwikkeling van niet-gerelateerde ziekten.
Uiteindelijk bleven er dus 148 katten over in de studie. Daarvan ontwikkelden uiteindelijk 18 een verlaagde urineconcentratie gemeten met Specific Gravity (SG) of verhoogde creatinine bloedwaarden. Deze werden geclassificeerd als chronische nierfalen (hierna zal ik dit CKD noemen van de Engelse term Chronic Kidney Disease).[2]
Alle mensen werd een vragenlijst voorgelegd met vragen over de levensstijl, dieet en vaccinatiestatus als ook uiteraard de standaard vragen over ras, leeftijd en geslacht.
Risicofactor 1: Regelmatig vaccineren
Een van de dingen die uit dit onderzoek bleek, is dat de katten die CKD kregen, regelmatiger werden gevaccineerd. Hierbij ging het om een vaccinatie per 1 of 2 jaar versus eens per 3 jaar of minder.
Mogelijk heeft dit te maken met de zware last die het regelmatig vaccineren legt op de nieren, die toch de afvalstoffen en gifstoffen hiervan weer moet uitscheiden.
Dit vind ik behoorlijk schokkend, gezien eens per 1 à 2 jaar vaccineren een standaard vaccinatieschema is.
Maar wat moet je doen met enerzijds een bescherming tegen bepaalde ziekten door vaccinatie en anderzijds dat de kans op nierfalen vergroot wordt?
Alternatief: Titeren
Titeren is een middenweg. Hierbij wordt door middel van een bloedtest gekeken of er nog anti-stoffen zijn tegen de gevaccineerde ziekte. Zo ja, dan hoef je eerst niet weer te vaccineren. Daardoor kan het zomaar zijn dat je slechts eens per 3 jaar een booster geeft, of zelfs nog minder vaak!
Let wel op dat je dierenarts dit titeren onder de knie heeft, want anders bevelen ze je alsnog vaccinatie aan terwijl dat niet nodig is. Vraag daarom áltijd naar de resultaten.
Risicofactor 2: Gebitsaandoeningen
Ook gematigde en ernstige gebitsaandoeningen bleken een risicofactor te zijn voor de ontwikkeling van CKD.
Hierbij is het wel belangrijk om te vermelden dat het gaat om een correlatie. Dit is een statistische term om te zeggen dat twee dingen samen hangen, maar het is niet per se duidelijk welke de oorzaak is en welke het gevolg (dat noem je ‘causatief’).
In dit geval betekent dat de onderzoekers de kanttekening maken dat het onduidelijk is of de gebitsproblemen leiden tot nierfalen, of dat het nierfalen leidt tot gebitsproblemen.
Een van de redenen waarom gebitsproblemen tot nierfalen leiden, is de manier van behandelen. Een gebitsreiniging moet onder narcose en bij ontstekingen worden er vaak antibiotica en NSAIDS[3] voorschreven. Hiervan is bekend dat ze een last zijn voor de nieren.
Echter is het wel zo dat de geschiedenis van tandziekten niet significant correleerde met nierfalen, waardoor het erop lijkt dat niet de behandeling, maar de ziekte zélf zorgt voor nierfalen.
Mogelijk verspreid de infectie in de mond zich naar de rest van het lichaam. Dit komt ook bij de nieren langs. Bij honden bleek dat er zelfs veranderingen in de nieren optreden afhankelijk van de mate van vorderingen van de tandaandoening.
Tandenpoetsen voor gezonde tandjes?
Niet alle katten hebben last van gebitsproblemen. Helaas zijn anderen extra de klos door genen die niet meezitten, en hebben al op vroege leeftijd last van ontstoken tandvlees en ergere gebitsproblemen. Helaas is moeilijk vooraf te voorspellen welke kat gevoelig is voor deze problemen en welke niet.
Een van de dingen die je kunt doen, is ze op jonge leeftijd al aanleren dat je de tandjes poetst. Op die manier wordt tandplak tijdig verwijderd en is ook de kans dat je probleemgebieden snel ziet groter. In de link vind je hoe je dit kunt toepassen.
Eerder gevonden risicofactoren
In het onderzoek risicofactoren genoemd die in eerdere onderzoeken werden gevonden.
In retrospectieve studies (in een groep met de ziekte wordt gekeken naar overeenkomende factoren die mogelijk leiden tot de ziekte):
- Gewichtsverlies en een dunne Body Condition Score
- Dehydratie
- Recente historie van algemene narcose
- Bepaalde ziekten, waaronder parodontale ziekten (tanden) en cystitis (blaas)
In case control studies (vergelijking van een groep mét en een groep zonder de ziekte):
- Gewichtsverlies
- Frequent overgeven
- Verandering in eetlust
- Hyperthyroidisme (te snel werkende schildklier)
- FLUTD (blaasaandoeningen, zoals gruis en ontstekingen)
Ook bepaalde rassen lijken meer risico te lopen, waaronder de Maine Coon, Abessijn, Saimees, Blauwe Rus en de Burmees.
Interessant: Voeding was juist géén risicofactor
Opmerkelijk genoeg was voeding géén factor in het al dan niet ontstaan van nierfalen, terwijl in andere onderzoeken met name eiwitten als een probleem worden aangemerkt. Zo bleek bij honden en mensen dat een hoge eiwitinname de progressie van CKD kan versnellen.
Echter geldt dat iets wat een ziekte (mogelijk!) verergert, nog niet per se betekent dat het dat ook veroorzaakt.
In het onderzoek keken de onderzoekers naar droogvoer en natvoer, als ook senior voedingen. Natvoer is meestal hoger in eiwitten en bevat meer vocht, droogvoer bevat juist minder eiwitten en is droog. In senior voedingen wordt vaak het eiwitgehalte bewust laag gehouden (let op: voor 'senior' voedingen zijn géén richtlijnen onder voedingsfabrikanten!).
Echter bleek er geen relatie te zijn tussen soort dieet en nierfalen dat ze konden vinden.
Er leek geen beschermde factor te zijn voor katten die veel vocht uit het natvoer kregen ten opzichte van brokjes. Ook werkte senior diëten die over het algemeen lager zijn in eiwitten geen beschermende rol te spelen.
Dat betekent nog niet per se dat die er niet is; misschien moeten we gewoon specifieker graven. Door alleen te vragen naar het dieet (natvoer, droogvoer, senior voeding) krijg je immers slechts een algemeen beeld.
Een van die specifiekere dingen is het fosforgehalte in voeding. In een ander onderzoek bleek dat katten met CKD aanzienlijk meer fosfor binnen kregen en mogelijk speelt dit dus ook een rol.[4] Hiervoor zouden meer gerichte onderzoeken uitgevoerd moeten worden.
Nierfalen is ingewikkeld, maar hopelijk is beperking mogelijk
Bij ziekten die zich op latere leeftijd ontwikkelen, zoals nierfalen, spelen vaak meerdere factoren mee. Deze zijn niet altijd makkelijk te identificeren. Ook moeten op elkaar stapelende en interactieve factoren overwogen worden.
Uit dit onderzoek blijkt in ieder geval dat regelmatig vaccineren en gebitsproblemen twee factoren zijn die invloed hebben. Aangezien hier mogelijkheden in zijn, zoals het gebruik van titers en het gebit poetsen, lijkt het me belangrijk dit te gebruiken.
Bronnen
[1] Finch, N. C., Syme, H. M., & Elliott, J. (2016). Risk factors for development of chronic kidney disease in cats. Journal of Veterinary Internal Medicine, 30(2), 602-610.
[2] CKD staat voor Chronic Kidney Disease, oftewel Chronisch Nierfalen.
[3] Non Steroid Anti Inflammatory Drug, zoals ibuprofen en diclofinac. Deze werden ontstekkingsremmend. Let op: Dit zijn voorbeeld van menselijke geneesmiddelen, die je nooit nooit nóóit aan je kat mag geven!
Een NSAID voor katten is Meloxicam (verkrijgbaar onder de naam Metacam, Novacam en Meloxidyl), die alleen op voorschrijven van de dierenarts gegeven moet worden.
[4] Böswald, L. F., Kienzle, E., & Dobenecker, B. (2018). Observation about phosphorus and protein supply in cats and dogs prior to the diagnosis of chronic kidney disease. Journal of animal physiology and animal nutrition, 102, 31-36.