Diabetes: Hoe zorg je dat je kat minder insuline nodig heeft?
Steeds meer katten lijken diabetes te krijgen, nu al 1 op de 400. Daarbij geeft de alvleesklier niet meer voldoende insuline vrij (type 1) of kan de insuline zich niet meer goed hechten aan de cellen (type 2). In sommige gevallen kan het ook komen door bijvoorbeeld medicijnen, stress of ziekten.
Voor de behandeling van diabetes zijn grofweg twee methodes die ik hier zal bespreken, als ook het onderzoek dat deze twee methoden met elkaar vergeleek. Welke methode werkt het beste?
De twee methoden: Klassiek versus alternatief
De klassieke aanpak
De klassieke aanpak van diabetes – zowel bij mensen als bij katten – is een gematigde hoeveelheid koolhydraten met extra veel vezels. Van vezels weten we immers dat ze de bloedsuikerstijging verminderen.
Hierbij is het doel vaak het onder controle krijgen van de diabetes in combinatie met het toedienen van insuline.
De alternatieve aanpak
Bij de alternatieve aanpak worden de koolhydraten juist extra laag gehouden en vaak geen extra vezels toegevoegd. Hierbij is de redenatie dat koolhydraten, met name diegenen die hoog op de glycemische index staan, de bloedsuiker snel doen stijgen. Dat wil je voorkomen, dus beperk je de hoeveelheid koolhydraten drastisch.
Het doel hiervan is remissie van diabetes.
Remissie is in de literatuur helaas vaak slecht beschreven. We kunnen stellen dat remissie van diabetes betekent dat de kat geen of in ieder geval minder externe insuline nodig heeft, omdat de bloedsuikerwaarden stabieler zijn. Ook nemen de klinische signalen af, waardoor waterconsumptie, lichaamsgewicht en activiteit normaliseren.
Lees meer: Wat is een normale bloedsuiker voor je kat?
Welke voermethode werkt het beste om katten met diabetes in remissie te krijgen?
Bennett en anderen deden een interessant onderzoek naar beide methoden: welke werkt het beste in de management van feliene diabetes?[1]
Hiervoor hadden ze 63 gecastreerde katten die verdeeld werden over twee groepen.
De eerste groep (n = 32) kreeg een commercieel blikvoer met een gematigde hoeveelheid koolhydraten en veel vezels.
De tweede groep (n = 31) kreeg een commercieel blikvoer met weinig koolhydraten en weinig vezels.
De eigenaar wist niet welk dieet hun kat kreeg, en ze kregen instructies van de onderzoekers hoeveel ze moesten voeren. In totaal kregen de katten 16 weken lang deze voeding.
NFE | Bron | Vezels | |
MC/HF | 26% ME | Gemalen mais | 3,1% as fed |
LC/LF | 12% ME | Sojameel | 0,1% as fed |
MC/HF = moderate carbohydrate, high fiber
LC/LF = low carbohydrate, low fiber
NFE = Nitrogen free extract, de koolhydraten die energie leveren.
ME = Metaboliseerbare energie; de kcal die de NFE leveren in dit geval
Wat werd gemeten?
Eigenaren werd gevraagd om bij te houden hoeveel voeding hun kat at, hoeveel insuline ze gaven als ook een subjectieve inschatting van de water inname, urine hoeveelheden en energie niveau.
De onderzoekers namen elke 4 week bloed af om de fructose en glucose in het bloed te meten. Vooraf werd bepaald wanneer de insuline werd verhoogd of verlaagd.
Wat was een succes (remissie)?
Succes werd gedefinieerd als “responders”. Dit waren de katten die een stabiel lichaamsgewicht hadden, een normale water inname en eetlust, fructosamine[2] onder de 400 mmol/L en waar geen insuline toediening meer nodig was.
Niet succesvol werd gedefinieerd als “non-responders”. Dit waren de katten die na 16 weken nog steeds insuline nodig hadden.
Resultaat: Weinig koolhydraten werken beter
Van alle 63 katten waren er 34 responders. Deze katten hadden geen insuline meer nodig. Hiertussen waren significant meer katten die het LC dieet kregen. Zij hadden maar liefst 1,7 keer meer kans om in remissie te gaan.
Responders* | Non Responders | |
MC/HF (n=32) | 13 (41%) | 19 |
LC/LF (n=31) | 21 (68%) | 10 |
*Significant meer responders in LC groep (P=0,031)
Hoe lang duurde het voordat de remissie optrad?
Verreweg de meeste katten hadden een tijdje nodig om betere bloedwaarden te krijgen en geen behoefte meer hadden aan externe insuline. Het is dus belangrijk dat een voeding zeker voor 16 weken wordt geprobeerd voordat er conclusies worden getrokken over de werkzaamheid voor een individuele kat.
Week 4 | Week 8 | Week 12 | Week 16 | Totaal | |
MC/HF | 3 /13 | 3/13 | 4/13 | 3/13 | 13 |
LC/LF | 7/ 21 | 3/21 | 3/21 | 8/21 | 21 |
Hoe goed was de regulatie op basis van de fructosamine waarden?
Daarnaast keken de katten naar hoe goed gereguleerd de katten waren, oftewel: Hoe erg fluctueert de bloedglucose en fructosamine?
Ook hier bleek dat katten op het LC dieet beter gereguleerd waren dan de katten op het MC dieet. Zij hadden maar liefst 1,5 keer zoveel kans op een adequate glycemische regulatie te hebben.
Goede regulatie* | |
MC/HF (n = 32) | 18 (56%) 5 met insuline, 13 zonder |
LC/LF (n = 31) | 25 (81%) 4 met insuline, 21 zonder |
*Significant betere regulatie op LC (P=0,048)
Hebben de non responders ook baat bij een LC dieet?
Op het LC dieet waren er 10 non responders en op het MC dieet 19. Op basis van klinische signalen, zoals water inname, gewicht, eetlust en activiteit, bleek dat er ook meer katten op het LC dieet het beter deden.
Non responders | Klinisch goed gereguleerd * | |
MC/HF | 19 | 17 |
LC/LF | 10 | 10 |
*Klinische regulatie houdt in de de klinische signalen verminderen, zoals water drinken, eetlust, gewichtsstabilisatie en activiteit.
Mogelijk is dit een indicatie dat ook deze katten langzaam in remissie gaan. Het is mogelijk dat wanneer het onderzoek langer zou duren, er meer nu nog non responders ook in remissie zouden gaan.
Wat interessant was, was dat geen van de katten die al langer dan 30 maanden (2,5 jaar) de diagnose diabetes hadden in remissie gingen. Het is mogelijk dat hun bèta cellen in de alvleesklier die insuline maken al zover zijn afgestorven dat remissie niet meer mogelijk is.
Andere verklaringen zijn dat ze meer tijd nodig hebben of dat ze type 1 diabetes hebben, waarbij de alvleesklier sowieso onvoldoende insuline aanmaakt.
Conclusie: Een laag koolhydraten dieet werkt mogelijk beter dan een hoog vezel dieet
Uit deze gegevens kunnen we concluderen dat zowel een laag koolhydraten – laag vezel dieet als een gematigd koolhydraten – hoog vezel dieet werkt om katten in remissie te krijgen.
Echter wijzen de gegevens van remissie er ook op dat het laag koolhydraten dieet waarschijnlijk beter werkt dan het hoog vezel dieet (68% versus 41%). Tevens lijkt dat beter te zijn voor de bloedwaarden als ook de klinische symptomen.
Belangrijk: Is je kat te dik? Dan is het van absoluut belang dat hij afvalt. Dat verbetert de insuline gevoeligheid enorm en kan mogelijk op zichzelf de diabetes al omdraaien.
Bronnen
[1] Bennett, N., Greco, D. S., Peterson, M. E., Kirk, C., Mathes, M., & Fettman, M. J. (2006). Comparison of a low carbohydrate–low fiber diet and a moderate carbohydrate–high fiber diet in the management of feline diabetes mellitus. Journal of feline medicine and surgery, 8(2), 73-84.
[2] Fructosamine is een redelijke voorspeller van de bloedglucose, maar minder onderhevig aan onder andere stress geïnduceerde bloedsuiker stijgingen.